Natuurschoonwet
In het landelijk gebied speelt het boerenbedrijf een belangrijke rol. Daarbij komt het natuurlijk ook in aanraking met andere spelers; bijvoorbeeld landgoederen. In het kader van nieuwe ontwikkeling van natuur en "rood voor rood" zijn er nieuwe landgoederen ontstaan. Een enkele keer wordt zelfs een landbouwbedrijf geheel of gedeeltelijk gestaakt en omgevormd tot landgoed.
Een enkele keer wordt zelfs een landbouwbedrijf geheel of gedeeltelijk gestaakt en omgevormd tot landgoed. Op zowel deze nieuwe landgoederen alsook op de oude landgoederen is de Natuurschoonwet 1928 van toepassing.
Ter bevordering van natuurschoon in Nederland heeft de wetgever de Natuurschoonwet 1928 in het leven geroepen. In deze wet staat het begrip "landgoed" centraal. In het bijbehorende Rangschikkingsbesluit zijn nadere regels opgenomen waaraan een landgoed dient te voldoen.
In de Natuurschoonwet, maar ook in andere wetten, heeft de wetgever enkele fiscale faciliteiten voor de landgoedeigenaar ondergebracht. Te denken valt aan onder meer aan faciliteiten in: de Natuurschoonwet (vrijstelling van erfbelasting en schenkbelasting en van overdrachtsbelasting); de Wet op de Inkomstenbelasting (vrijstelling in box-3).
Aan voormelde rangschikking en aan de vrijstellingen zijn nadere voorwaarden verbonden, waarover wij je graag informeren.